Goud

De glans van goud

Goud is al eeuwenlang een bron van inspiratie. Goud behoudt zijn glans en is veelzijdig, smeedbaar en duurzaam. Puur goud is van nature een zacht metaal en daardoor moeilijk tot sieraad te verwerken. Ter verharding wordt goud dan ook gemengd met bijmetalen als zilver, nikkel en koper; zo ontstaan de zogenaamde goudlegeringen.
In Europa wordt de hoeveelheid puur goud die aanwezig is in een sieraad uitgedrukt in duizendsten. Zo heeft puur goud, beter bekend als 24 karaats goud, een waarde van 1000 duizendsten. 18 karaats goud dat voor 0,75 deel uit puur goud bestaat, heeft derhalve een waarde van 750 duizendsten. De ‘rest’ is dan meestal zilver of koper. Aan de verschillende bijmetalen ontleent goud haar kleurnuances. Roodgoud ontstaat door de toevoeging van koper en witgoud door aan de legering koper, nikkel of palladium toe te voegen.

Keurtekens als waarborg

Al meer dan zes eeuwen worden er op gouden, zilveren en platina voorwerpen keurtekens afgeslagen. Daarmee is dit een van de oudste vormen van consumentenbescherming. Zelfs een wettelijke bescherming, want de Waarborgwet 1986 garandeert dat een voorwerp met, volgens de wet vastgestelde keurtekens, het juiste gehalte aan platina, goud of zilver bevat. Ieder gouden voorwerp dat in Nederland verhandeld wordt, moet voorzien zijn van een geldig keurteken.
Op grond van de Waarborgwet kennen we in Nederland vier geaccepteerde goudlegeringen:

1. 14 karaat (585/1000)
2. 18 karaat (750/1000)
3. 20 karaat (833/1000)
4. 22 karaat (916/1000)

Legeringen beneden de 14 karaat mogen in Nederland geen goud genoemd worden.

Bron: Sieraden Informatie Centrum